De waarneming van de wereld
In de weinig vruchtbare discussie of het boeddhisme nu “religie” dan wel “filosofie” is, zou een derde piste misschien wat soelaas kunnen bieden: boeddhisme als wetenschap! Het lijkt er in elk geval op dat sommige wetenschappers uit de exacte disciplines vandaag de dag het boeddhistisch gedachtengoed steeds meer omarmen.
Dat blijkt onder meer uit het boek Helgoland (2020) van Carlo Rovelli. Hierin beschrijft hij hoe de kwantumfysica ontstond, zich ontwikkelde en welke gevolgen dat heeft voor ons wereldbeeld.

Helgoland is een eiland in de Noordzee waar de 24-jarige Werner Heisenberg in de zomer van 1925 naartoe trok, om de vreemde formules te doorgronden waarmee Niels Bohr de eigenschappen van subatomaire deeltjes kon beschrijven. De oplossing die Heisenberg toen bedacht bleek het startschot voor de revolutionaire doorbraak van de kwantummechanica.
Rovelli benadrukt hoe Einstein een groot voorbeeld was voor de jonge Heisenberg. “Hij had erop gewezen dat we ons alleen moeten baseren op wat we zien, niet op wat we denken dat moet bestaan.” (p.22) De kunst van het observeren dus, ontdaan van veronderstellingen en vooropgezette ideeën die onze geest zo rijk is.
De “observabelen” van Heisenberg doen mij sterk denken aan de uitdrukking van de Boeddha: “de dingen zien zoals ze zijn”. In meditatie oefenen we precies die vorm van observatie: kijken zonder de verhalen die we onszelf vertellen, zonder aannames over wat er is, zonder voorkeuren of afkeuren. Zonder alles wat ons denken er normaliter bij verzint.
De Boeddha beschouwde zichzelf in de eerste plaats als een arts van de menselijke psyche, om het probleem van dukkha (pijn, ontevredenheid, onvoldaanheid) te verhelpen. In die zin was hij ook een wetenschapper. Wat hij ontdekte in zijn verlichtingservaring, stoelde op de “waarnemingen” die hij tijdens meditatie deed, waarbij hij zichzelf (als subject) zoveel mogelijk naar de achtergrond drong. Dit leidde uiteindelijk tot de formulering van “De Vier Nobele Waarheden”, “Het Afhankelijk Ontstaan” en de theorie van “karma”.
Vanuit dat perspectief zouden we de beoefening van het boeddhisme dus kunnen zien als een vorm van wetenschap.
Interacties
Een ander aspect dat parallellen vertoont tussen de hedendaagse fysica en het boeddhisme is de “onderlinge afhankelijkheid” van “gebeurtenissen” die de stof van de realiteit vormen. Volgens de kwantumtheorie is de wereld geen verzameling vaste dingen die in een absolute ruimte bewegen. “De wereld die wij waarnemen is een voortdurend interageren. Het is een dicht netwerk van interacties.” (p.83)
De Boeddha verwoordde dit als de keten van voorwaardelijk ontstaan: alles is een context voor iets anders. “Wanneer dit is, wordt dat. Door het ontstaan van dit ontstaat dat. Wanneer dit niet is, wordt dat niet. Door het ophouden van dit houdt dat op.” (Samyutta Nikaya 12.61)
Waar wij “dingen” zien, ontwaart de kwantumtheorie vooral een “dicht netwerk van interacties”. Bij Rovelli lezen we hoe de “eigenschappen” van verschijnselen (zoals de blauwe hemel) enkel de manier beschrijven waarop interacties plaatsvinden tussen gebeurtenissen. Eigenschappen zijn dus geen onveranderlijke kenmerken of attributen die de “objecten” bezitten. Het is door de interactie tussen zichtbaar licht, de dampkring vol moleculen en de sensoren in onze ogen dat wij de hemel als blauw ervaren. Op zichzelf heeft de hemel geen kleur.
Een opvallende zin in het boek luidt: “De wereld van de kwanta is dus zwakker dan de wereld zoals die door de oude fysica wordt voorgesteld, ze bestaat alleen uit interacties, uit discontinue gebeurtenissen, zonder bestendigheid.” (p.91) Met andere woorden: wij ervaren de wereld als continu en vast omdat we niet fijn genoeg kunnen waarnemen en vanwege ons macroscopisch perspectief. Wat zijn dan de “dingen” die we waarnemen? Rovelli citeert Anthony Aguirre (een collega fysicus): “Als het vormen van vormen van vormen zijn, en die vormen zijn orde, en die orde wordt door ons bepaald, dan bestaan die, zo lijkt het, alleen in relatie tot ons en tot het universum. Ze zijn, zou de Boeddha zeggen, leeg.”
Nagarjuna als inspiratie
Opmerkelijk is dat een natuurkundige van het kaliber van Carlo Rovelli (hij onderzoekt kwantumgravitatie) inspiratie vond bij Nagarjuna, een Indiase filosoof en boeddhistische monnik uit de 2e eeuw. Nagarjuna’s onderricht (onder meer Verzen van het Midden) vormt de basis van de latere ontwikkeling van het Mahayana-boeddhisme in India, China en elders.
In Helgoland wijdt Rovelli er een heel hoofdstuk aan: “Zonder fundament? Nagarjuna”. Hij blijkt Nagarjuna goed te kennen of ziet op z’n minst fundamentele raakvlakken tussen diens “leer van het Midden” en de kwantumtheorie. Nagarjuna stelde al zo’n klein tweeduizend jaar geleden dat alles wat ons tot mens maakt – en ook de wereld om ons heen – een complexe samenstelling is van lege entiteiten. “De centrale these van Nagarjuna’s boek is eenvoudigweg dat er geen dingen zijn die op zichzelf, onafhankelijk van iets anders, bestaan”, schrijft Rovelli (p.146).
Nagarjuna werd voor Rovelli een soort gids “bij zijn pogingen de kwanta een betekenis te geven” (p.145). “Hij (Nagarjuna) spreekt over de realiteit, over haar complexiteit en haar begrijpbaarheid, maar behoedt ons voor de conceptuele valstrik om een laatste fundament te willen vinden.” (p.150)
Voor een wetenschapper is dat een opmerkelijke uitspraak. Een kwantumfysicus die de kern van het boeddhisme samenvat: een gelukkige gebeurtenis!
Credit foto: Maik Tautz on Unsplash